Ik kan maar niet begrijpen hoe auto’s behandeld worden alsof het lichamen zijn. Het zijn geaccepteerde entiteiten geworden met rechten en hun gedrag heeft enorme impact op onze (eco)systemen. Ook al vervoeren ze de mens, toch lijkt het alsof auto's meer rechten hebben vergaard dan hun mobilisten/eigenaars. Onze infrastructuur is naar hen gebouwd. Soms geloof ik dat onze wereld niet bewoond wordt door ons, maar door onze blikken schelpen op vier wielen. Als er iets post-humaan te zien valt vandaag zijn het de wegen en banen om ons heen, gevuld met cellen die ons transporteren.
Ik vond een scootmobiel wel iets hebben. Ik kocht er één op de marktplaats voor honderd euro en ben ‘m met Remi gaan ophalen. Te voet want de motor was stuk. Thuisgekomen heb ik de carrosserie open geslepen en ging aan de slag met de verschillende auto-onderdelen. Ik was benieuwd of de mogelijkheden van een deur even functioneel zouden zijn voor een lichaam in de ruimte wanneer de rest van de wagen ontbreekt. Dansend en wandelend heb ik rondgelopen met allerlei onderdelen. Ik wou weten: als een auto effectief een lichaam is, kan je het dan dissecteren om HET vervolgens opnieuw te laten functioneren? (Carrosserie kan wegen. Ik brak mijn lies op het heffen van vooral het onderstel. Ze is ondertussen genezen.)
Die auto is op één of andere manier mijn symbool geworden voor het hybride. Ik wil niet geloven dat identiteit(=auto) stoelt op ‘eenheid’. Iets krijgt een eigennaam, maar als je erop inzoomt, het uit elkaar haalt, vormt het dan nog steeds een geheel? Zouden het verzamelnamen kunnen zijn? En als die dingen dan verzamelingen zijn, wat is er met die onderdelen dan allemaal nog mogelijk? De gangbaarheid van begrippen brengt het hybride in vergetelheid. Ze reduceren de mogelijkheden en verminderen het vermogen van die dingen.
Later heb ik samen met Oneka deze wagen proberen op scene rollen als gezinswagen. Hij was wat klein, maar hij diende het beeld van een familie genoeg toen we erin zaten. Om onze familie te begrijpen hebben we hem samen uit elkaar geprutst en er halfslachtig mee gereden. We hebben het ding rond geduwd en bezongen om uit te vissen hoe dit object ons ten opzichte van elkaar doet verhouden. Door die -misschien toch niet zo’n banale- machine te ontleden, probeerden we die vraag holistisch te beantwoorden. Kunnen we onze liefde ergens oppotten? En kunnen we dan die liefde ergens heen rijden?